Eerder gepubliceerd in Magazine "Oud Obdam-Hensbroek" nr 15 najaar 2009.
Eeuwenlang waren Holland en West-Friesland uniek met betrekking tot het vervoer van personen en goederen. Het gebied was te drassig en te waterrijk voor de aanleg van goede wegen en die waren ook eigenlijk helemaal niet nodig. Alles werd over het water vervoerd en beurtschippers onderhielden op vaste tijden lijndiensten tussen de verschillende marktplaatsen. Pas in de negentiende eeuw komt hierin langzamerhand verandering, in eerste instantie met de aanleg van spoorwegen. Vanaf ongeveer 1600 tot in de twintigste eeuw werden in Obdam de verbindingen tussen de marktsteden Hoorn en Alkmaar onderhouden door binnenvaartschippers. Zie hiervoor het artikel van Piet Koenis 'Over damschuiten, schippers en trekschuiten', gepubliceerd in het tijdschrift van de Stichting Oud Obdam-Hensbroek nr. 11. Dirk Wester, zijn zoon Jan Wester en diens vier oudste zonen waren de laatste schippers van Obdam.
Een stukje genealogie
Klaas Cornelisz. Wester, geboren in 1728 te Aartswoud en overleden in 1822 (93 jaar oud) te Hoogwoud in de Lage Hoek, is de stamvader van de familie Wester uit Obdam. In 1763 trouwt hij op 34-jarige leeftijd met Dieuwertje Cornelisdr. Kant uit Langereis, geboortedatum onbekend. Dieuwertje overlijdt in 1790. Uit hun huwelijk worden twaalf kinderen geboren, waarvan er acht volwassen worden. Twee volwassen geworden zoons dragen de naam Cornelis. Mogelijk zijn ze ieder vernoemd naar een van hun beide grootvaders. Om ze van elkaar te onderscheiden wordt de tweede Cornelis de jonge of junior genoemd. De schippers Wester stammen af van Cornelis Klaasz. Wester junior. Hij werd in 1769 geboren in de Lage Hoek, een polder die grenst aan de Berkmeer.
Handtekeningen onder de akte van scheiding en deling van 2 januari 18 23 waarbij de
nalatenschap van Klaas Cornelisz Wester wordt verdeeld. Let op de handtekeningen van
Cornelis Wester en zijn broer Cornelis Wester jonge. (foto: Piet Koenis)
Na het overlijden van stamvader Klaas Cornelisz. Wester in 1822 valt er een erfenis te verdelen. Zijn vermogen wordt vastgesteld op f 23.207,35 inclusief de onroerende goederen bestaande uit twee woningen met erf en verschillende stukken grasland ter waarde van f 6.400,-. De woningen worden als volgt omschreven: 'Een Huismanswoning en Erve' , waarmee waarschijnlijk een boerderijtje bedoeld wordt. De woningen zijn gelegen aan de Lage Hoek, 'Nummer Een' en 'Numero Drie', gemeente Hoogwoud. De onroerende goederen worden geërfd door een van de drie dochters van Klaas, Maartje Wester. Zij was gehuwd met Jan Biersteker. Ten tijde van het opmaken van de scheidingsakte wonen de beide Cornelissen in Obdam, ze worden beiden omschreven als 'Landman' .
In 1797 trouwt Cornelis Klaasz. Wester junior te Westwoud met Marijtje Jans Roemer, geboren in 1772 te Hoogkarspel. In Westwoud wordt hun oudste zoon geboren. Weer een Klaas Cornelisz. Wester. Na een aantal verhuizingen vestigt de familie zich omstreeks 1810 in Obdam. Ze bewonen een boerderij aan de Dorpsstraat, tegenwoordig nummer 127/129. Hier overlijdt Cornelis Klaasz. Wester junior in 1835.
Zoon Klaas trouwt in 1819 met Dieuwertje Jacobsdr. Wever uit Opmeer. Uit dit huwelijk wordt in 1820 te Opmeer Cornelis Klaasz. Wester geboren. Geen erg originele naam. De naamkeuzes zorgden toen al en nu nog steeds voor de nodige verwarringen. Dieuwertje Wever overlijdt in februari 1823. Nog in datzelfde jaar, in augustus, hertrouwt Klaas met Antje de Lange uit Hoorn. Van omstreeks 1825/1827 tot omstreeks 1840 woont het gezin in Obdam, waar enkele kinderen uit dit tweede huwelijk geboren worden. Op welke plek ze gewoond hebben is onbekend. Mogelijk in het huis van zijn oudste zoon Cornelis uit zijn eerste huwelijk. Bij de invoering van het kadaster in 1832 wordt de dan twaalfjarige zoon Cornelis genoteerd als eigenaar van een boerderij met bijbehorende grond, tegenwoordig Dorpsstraat 30. Om hem van de anderen te onderscheiden wordt hij Cornelis Klaasz. Wester de minderjarige genoemd. Cornelis de minderjarige woont op Dorpsstraat nummer 30 tot zijn dood in 1877. In 1841 trouwt hij met Aafje Konijn uit Hoogwoud en uit dit huwelijk wordt in 1844 te Obdam Dirk Wester geboren, de eerste schipper Wester.
Schipper Dirk Wester (1872-1903)
Binnen de familie Wester zijn weinig verhalen over schipper Dirk Wester bewaard gebleven. Om enigszins te kunnen begrijpen hoe het komt dat hij, zoon van een veehouder, schipper wordt moet nog even worden doorgegaan op het genealogische verhaal. Over de grootvader van Dirk, Klaas Wester, zijn we nog niet uitgepraat. Omstreeks 1840 verhuist grootvader naar Hem, misschien om ruimte te maken voor het jonge echtpaar Cornelis Wester en Aafje Konijn. Hij gaat er werken als tapper/kastelein. In 1857 komt grootvader Klaas Wester terug in Obdam. Hij koopt een huis gelegen aan de Obdammerdijk, tegenwoordig nummer 2. Dit huis staat al zeker sinds de 18 e eeuw bekend als het Sniphuis of het Schippershuis, de plek waarvandaan de trekschuit naar Alkmaar vertrok. De schipper, op dat moment Willem Smit, verhuist naar een nieuw stolpje aan de Obdammerdijk, tegenwoordig nummer 1. Willem Smit wordt in 1864 opgevolgd door schipper Olof Langedijk. Veel Obdammer schippers droegen de naam Olof. Dat de familie Wester contact had met de familie Langedijk wordt bewezen door het feit dat in 1862 Maartje Wester, een dochter van Klaas en een tante van Dirk, trouwt met Klaas Langedijk. Klaas is een broer van schipper Olof Langedijk. Klaas Wester overlijdt in 1863, waarna zijn huis door zijn erfgenamen weer verkocht wordt. Kleinzoon Dirk Wester trouwt in 1866 met Antje Noordstrand uit Spanbroek. Tijdens hun eerste huwelijksjaren wonen ze in De Weere, gemeente Sijbekarspel. Op de huwelijksakte wordt als beroep van de bruidegom vermeld: landbouwer. In 1872 keert Dirk Wester terug naar Obdam. Hij koopt de stolp van schipper Olof Langedijk, Obdammerdijk 1, voor f 1.500,-. Olof Langedijk gaat in een boerderij aan de overkant van de ringvaart wonen. Dit is nu het huis van Herman Huiberts. Vanaf dat moment wordt Dirk Wester de schipper. Zijn zoon Jan Wester, die hem als schipper zal opvolgen, wordt hier in 1877 geboren. In datzelfde jaar overlijdt de vader van Dirk, veehouder Cornelis Klaasz. Wester de minderjarige. In de aktes betreffende zijn nalatenschap wordt Dirk vermeld als: beurtschipper Obdam. Een jaar later wordt, mede op Dirks verzoek, een houten brug over de ringvaart aangelegd, waardoor polder de Berkmeer verbonden wordt met Obdam. De oprit van deze brug komt vlak voor het huis van schipper Wester. De brug wordt daarom wel de Schipper Westerbrug genoemd. De houten brug wordt tijdens de Tweede Wereldoorlog, in 1944, door de Duitsers opgeblazen. Een jaar later, in 1879, krijgt Dirk toestemming van het polderbestuur voor de bouw van een loods aan de ringvaart voor de opslag van goederen. Hierin worden de goederen opgeslagen die hij vervoert en verhandelt.
In 1880 wordt in de Haarlemsche Courant een advertentie geplaatst met daarin de
dienstregeling van de trekschuit op Alkmaar van schipper Dirk Wester uit Obdam. Onder het kopje:
'Vervolg van de Dingsdagsche HAARLEMSCHE COURANT van 30 November 1880 vinden we
de advertentie zoals hiernaast afgebeeld.
Uit de advertentie blijkt dat Dirk Wester zowel
passagiers als goederen vervoert. De trek- of jaagschuit is waarschijnlijk van hout.
Een jaar later, in 1881, overlijdt Dirks eerste vrouw Antje Noordstrand. Niet lang daarna, in 1882, hertrouwt hij met zijn jonge dienstbode Neeltje Kok, een huwelijk waarmee de familie niet zo blij is. Ze worden betrapt bij het vrijen. Zoon Kees van vijftien zou toen gezegd hebben: ´Je hebt het niet slecht hier, een daalder in de week en een zoen van de baas´ . In 1903 houdt Dirk Wester op schipper te zijn. De schipperij gaat over naar zijn zoon Jan. Het huis, alsof de tijd heeft stilgestaan, gaat voor hetzelfde aankoopbedrag als Dirk in 1872 heeft neergeteld, f 1.500,-. Op de overdrachtsakte wordt Dirk Wester landman genoemd. Hij woont dan in Opmeer. In 1913 overlijdt hij in Heerhugowaard. Zijn weduwe, Neeltje Kok, binnen de familie bekend als 'dikke opoe', overleeft hem tientallen jaren.
Schipper J. WESTER & ZONEN (1903-ca. 1940)
In 1903 trouwt Jan Wester met Marijtje van Schagen. Dat zal de reden zijn waarom hij in dat jaar de schipperij en het huis van zijn vader overneemt. Marijtje van Schagen is in 1881 in Heerhugowaard geboren. Ze groeide op in Wognum in café annex kruidenierswinkel 'Het Wapen van Wognum'. Haar stiefvader Jaap Overboom was de kastelein.
Jan en Marijtje worden gezegend met een groot aantal kinderen, waarvan er twaalf volwassen worden. Negen zoons en drie dochters. Hun plicht tegenover de rooms-katholieke kerk vervullen ze ruimschoots. Bijna alle kinderen worden geboren in het stolpje dat rond 1857 is gebouwd voor de toenmalige schipper Willem Smit. Deze stolp wordt in 1925 gesloopt. Terwijl de stolp wordt afgebroken spelen een stel jongetjes, waaronder de zesjarige Wim Wester, met vuur. Hierdoor brandt een deel van de stolp af. Uit overlevering is bekend dat er in het boerderijtje een groene en een appelbloesemroze (rode) kamer waren met bedsteden met behang met een groot bloempatroon. De groene kamer was de 'mooie kamer'. De keuken was in de kleuren geel en blauw geschilderd, net als een Marker interieur.
Het nieuwe huis wordt een huis met een gebroken kap. Om het nieuwe huis bouwt Jan een ring van schuren en boeten. Voor een deel gebruikt hij hiervoor restanten hout uit de oude stolp. Omdat Marijtje veel van lezen houdt bouwt Jan voor haar een prieeltje in de tuin, hoewel hij dat gelees maar niks vindt. De schuren worden in 1939 door brand verwoest. Volgens zeggen ontstaat de brand nadat de vrijer van dochter Neli, Dirk Langedijk, tijdens een vrijpartij in een van de schuren een brandende peuk weggooit. Er wordt een grote nieuwe schuur gebouwd die er nog steeds staat. Het huis dat Jan en Marijtje in de jaren twintig lieten bouwen is in 2001 vervangen door een nieuw huis.
Jan en Marijtje Wester zijn moderne mensen, die met hun tijd meegaan. Ze zijn bijvoorbeeld de eersten in het dorp die zich een radio aanschaffen, waarop je de 'Mexicaanse hond' kunt horen janken. Jan hoopt zo zijn zoons wat meer aan huis te binden, zodat ze minder naar de kroeg zullen gaan. De radio wordt genoemd in een brandverzekeringspolis uit 1932. Het gezin is druk en gezellig. Moeder Marijtje doet het huishouden, vaak met de hulp van een of twee dienstmeisjes. Meestal zijn dit meisjes uit de familie. Bij haar kan iedereen om een 'koppie' komen. Blijven eten kan ook, maar soms wordt op deze uitnodiging wat aarzelend gereageerd. Vader Jan bemoeit zich ook wel eens met het eten koken. Als hij staande boven de pan aan een gast vraagt of die wil blijven eten, dan wordt wel geantwoord: 'het hangt er vanaf hoe ie valt'. Jan heeft soms last van een druipneus. Bovendien zijn z'n handen niet altijd even schoon. Zijn excuus: 'het vuil gaat er met wassen niet af, of ik zou zeep moeten gebruiken' .
Veelzijdigheid
Jan Wester is een man met vele bezigheden. Hij is behalve beurtschipper ook boer/landbouwer en handelaar/marktkoopman, onder meer op de markt in Hoorn. In 1933 sluit hij een contract met de 'Nederlandsche Aardappel Centrale' in Den Haag voor het verhandelen van consumptieaardappelen en laat hij zich registreren als groothandelaar. Jan houdt koeien en schapen en bezit grasland en bouwland. Hij slacht zelf voor eigen gebruik en hij teelt aardappelen en groenten (peulvruchten?). Op gehuurd land in de Wieringermeer wordt kool verbouwd. Nog met paard en wagen onderhoudt Wester een bodedienst op Hoorn, hoewel er in zijn tijd al vrachtwagens rijden. Het is een open wagen, afgedekt met een dekzeil. Op verzoek van Obdammers doet hij boodschappen in de stad. Elke keer neemt hij uit de stad een cadeautje voor zijn vrouw mee en vaak ook iets voor zijn kinderen, zoals een stukje mechanisch blikken speelgoed. Dat gaat meestal snel kapot omdat de jongens willen weten hoe het mechaniek werkt. Op zijn tochten naar Hoorn mag regelmatig een van de kinderen met vader Jan meerijden. Onderweg worden bezoeken afgelegd, zoals aan timmerbedrijf Wester (verre familie) aan het Keern in Zwaag. Behalve zijn wagen voor het vervoer van vracht heeft Jan Wester ook een sierkarretje. Hiermee wordt op zondag een bezoek aan de kerk gebracht. Het wordt getrokken door een ket, een klein paard. Als een van de paarden een veulen heeft, loopt dat onderweg met zijn moeder mee. Voor het uitventen van petroleum, dat hij door Arie, een van zijn zoons, laat doen bezit hij een hondenkar. Hond Snoek die de kar moet trekken heeft een eigenaardige gewoonte. Hij is gek op schoenen, die hij, als hij de kans krijgt, begraaft als een andere hond zijn kluif.
Vlak na de overname van de schipperij van zijn vader moet ook schipper Jan Wester Dirkszoon nog met de trekschuit op Alkmaar gevaren hebben. De trekschuit werd getrokken door een paard dat op het jaagpad langs het water liep. Het paard werd bereden door een jonge jongen, de jagersjongen. Net als in Hoorn werden in Alkmaar, in opdracht van Obdammers die aan de ringvaart woonden, boodschappen gedaan en thuisbezorgd. Door middel van een bepaald teken (een klomp met een briefje erin aan een touw?) gaven ze te kennen dat ze iets nodig hadden. In 1898 werd de spoorlijn tussen Hoorn en Alkmaar aangelegd en kreeg Obdam een eigen station. Hierdoor werd de trekschuit overbodig.
Metalen motorschepen
Omstreeks 1913 gooit schipper Jan Wester het roer om. Misschien heeft dit besluit te maken gehad met het overlijden van zijn vader schipper Dirk Wester? Hij gaat met metalen motorschepen land- en tuinbouwproducten en kunstmest vervoeren voor de Handelsraad. Niet verwonderlijk want omstreeks die tijd verandert Obdam langzamerhand van een dorp van voornamelijk veehouders in een dorp van bouwers. Zijn oudere broer Arie Wester , kastelein van 'Het Wapen van Obdam', staat aan de wieg van de Obdammer veiling 'De Tuinbuw'. Hij is een van de eerste veilingmeesters. Zijn oudste broer Kees Wester is directeur van het kantoor van de coöperatieve Handelsraad van de Land- en Tuinbouw Bond (LTB) in Schagen.
Gegevens over de motorschepen van schipper Jan Wester uit Obdam zijn onder meer teruggevonden in het scheepskadaster in Rotterdam. Een schip werd bijvoorbeeld geregistreerd voor de aanvraag van een hypotheek op het schip. Het schip kreeg een brandmerk waarvan het nummer werd genoteerd in het scheepsregister van het kadasterkantoor in onder meer Alkmaar of Amsterdam. Het was niet verplicht om een schip te laten registreren. Een aanvulling op deze gegevens is te vinden in het boek 'Adieu Schipper' , Langedijk 1982.
In 1913 laat Jan Wester op de werf van Vlam in Schoorldam een overdekt metalen motorscheepje van 21 ton bouwen voor het vervoer van land- en tuinbouwproducten. Het scheepje wordt veelzeggend 'Met nieuwe moed' genoemd. De hierna gekochte motorschepen worden 'Admiraal' genoemd, naar Jacob van Wassenaer Obdam, admiraal van Holland en West-Friesland in de 17 e eeuw.
In een beschrijving op een bewijs van eigendom van de 'Met nieuwe moed' in het scheepskadaster wordt vermeld: 'tehuis behoorende in de Nederlanden' . Volgens het kadaster is het in 1913 nog niet gebrand en nog niet in de registers van scheepsbewijzen ingeboekt. In 1924 wordt dit schip verlengd tot 31 ton. Daarna, wanneer is onbekend, wordt het doorverkocht. Eerst aan Van Bergen in Wormerveer en daarna aan Peter Verburg in Noord-Scharwoude (de conservenfabrikant?). Latere benamingen zijn 'Emanuel' en 'Volharding II'.
Het tweede metalen motorschip de 'Admiraal I' wordt vermoedelijk in 1926 aangeschaft. (Zou voor de aanschaf van dit schip de 'Met nieuwe moed' zijn verkocht?) Het schip is in 1914 gebouwd op de werf van de firma Verstraaten en Van den Brink in Den Haag. De eerste eigenaar had het 'Maria Alida' gedoopt. Het schip heeft een draagvermogen van 35/45 ton en een 24 pk Duitsch-gloeikopmotor (Deutz-motor). Volgens de beschrijving opgemaakt voor een registratie in 1929 is het schip gebouwd van staal en heeft het een dek en een laadruimte voor het vervoer van goederen en achter een roefwoning. Het is bestemd voor de rivier- en binnenvaart. In een bewaard gebleven bevrachtingsboekje over de periode 1934-1939 dat is uitgegeven door de bevrachtingcommissie Alkmaar lezen we dat de 'Admiraal I' gebruikt wordt voor het vervoer van kunstmest, granen en veevoeder. Deze transporten gaan van Amsterdam, Zaanstreek en Heiloo naar verkoopkantoren van de LTB in Spanbroek, Schagen, Beverwijk, Purmerend, Oude Niedorp en omgeving. In 1935 wordt Marijtje van Schagen, na het overlijden van haar man, geregistreerd als eigenaar van het schip. Pas in 1949 wordt dit schip door haar verkocht.
De 'Admiraal II' moet tussen 1926 en 1928 zijn aangeschaft. Over dit motorschip is weinig bekend, behalve over de motor, een liggende Rennes-motor. Met de 'Admiraal II' wordt eveneens onder meer kunstmest vervoerd voor de LTB Schagen. In 1935 wordt Marijtje van Schagen ook de eigenaresse van dit schip. Op de eigendomsakte wordt vermeld dat de 'Admiraal II' niet in enig scheepsregister is ingeboekt. Vandaar dat er nauwelijks gegevens te vinden zijn. Later wordt het schip verkocht naar Alphen a/d Rijn.
De 'Admiraal III' wordt in 1928 aangekocht. Het stalen motorschip is in 1908 gebouwd als 'Meinoutje Cornelia' op de werf van W.F. Stoel in Alkmaar in opdracht van J. van der Molen uit Opmeer. Het draagvermogen is 26 ton met 10 pk motor. Het schip is later verlengd tot een draagvermogen van 37 ton met 14 pk Kromhoutmotor. Tussentijds heeft het schip ook nog 'Petronella' geheten. Het aankoopbedrag is f 4.500,-. Op de koopakte wordt vermeld dat het schip is bestemd voor de rivier- en binnenvaart. Volgens de beschrijving is het schip voorzien van een vooronder, een ruim, een kajuit en een machinekamer en heeft het een mast en een laadboom. Van der Molen heeft het schip in 1912 in Alkmaar laten registreren en brandmerken. In 1935 wordt het schip in Alkmaar geregistreerd op naam van J. Wester en opnieuw gebrandmerkt en wordt Marijtje van Schagen eigenares. Het schip wordt in 1940 verkocht.
De kunstmest wordt in Amsterdam opgehaald, waar het met een aak wordt aangevoerd. De aak wordt geënterd en met de laadboom op het schip van Wester wordt de kunstmest overgeladen.
De schepen worden ook wel genoemd naar de motor die erin stond. Deutz is Admiraal I, Rennes is 'Admiraal II' en Kromhout is 'Admiraal III'.
In de 'Met nieuwe moed' heeft Jan zelf achter het roer gestaan. In de eerste helft van de jaren dertig worden de vrachtschuiten bemand door een van zijn oudste zoons, Dirk, Piet of Jaap, ieder samen met een knecht. Twee zoons aan hetzelfde roer kan niet. De Westers zijn nogal eigenwijs en opvliegend. Het schip strandt dan geheid omdat de broers onderweg slaande ruzie krijgen. Tijdens een reis die meerdere dagen in beslag neemt verblijven de schippers in een klein roefje waarin gekookt en geslapen wordt.
Familie uitjes met de boot
Tot omstreeks 1930 wordt eens per jaar een van de schepen gebruikt voor een familie-uitje naar Amsterdam, met als stuurman een van de oudste broers. Hiervoor wordt een van de schepen thuisgehouden. De andere schepen moesten gewoon blijven varen. Voordat met de familie uitgevaren kan worden moet het schip eerst grondig worden schoongemaakt. Daarna worden er kamertjes in gemaakt om in te kunnen slapen. Alle jongere kinderen die nog op school zitten gaan mee en ook de meiden/dienstbodes die moeder Marijtje helpen in de huishouding. De kinderen zijn trots als ze op het IJ in Amsterdam een van de andere schepen van hun vader tegenkomen. In Amsterdam wordt zo dicht als mogelijk bij Carré aangemeerd, want een bezoek aan dit theater staat op het programma. Andere vaste onderdelen van het familie-uitje zijn een bezoek aan het Rijksmuseum en een bezoek aan een poffertjeskraam. In het Rijksmuseum staan naaktbeelden. Als goed katholiek maant Jan zijn kinderen om, als ze daar langs komen, een andere kant op te kijken. Die beelden zijn onzedig. Natuurlijk kijken de kinderen stiekem toch, wat een bezoek aan het Rijksmuseum extra spannend maakt.
Zoon Wim zit begin jaren dertig in Hoorn op kostschool. In het dan net nieuwe Missiehuis volgt hij een vooropleiding voor priesterstudenten. Met brieven wordt hij op de hoogte gehouden van alle gebeurtenissen thuis. Een aantal van deze brieven wordt geschreven op het officiële briefpapier van de firma Wester met het briefhoofd:
De oudste brieven dateren uit 1933. Het in het briefhoofd vermelde telefoonnummer bestaat uit maar één cijfer! Schipper Jan Wester is, buiten de notabelen, een van de eerste telefoonabonnees in Obdam. Gesprekken moeten nog aangevraagd worden bij een telefoniste.
Dat niet alleen landbouwproducten vervoerd worden bewijst een citaat uit een van de brieven. Een brief d.d. 25-5-1933 van vader Jan aan zoon Wim: 'het heeft de laatste tijd bij ons zoo bedrijving geweest de Schippers zijn alle dagen aan 't bezalt varen voor Roemer er is een last (?) van 900 ton dus 9 dagen varen...'. En uit dezelfde brief: 'Wim je had deze week thuis moeten zijn jong er was een Vlet met Kaai slag gezonken dat was tog zoo mooi en zoo druk om de deur Cor de Wit van Langedijk heeft hem geligt en dat kost ook weer'.
Lang niet altijd gaat het goed met de schipperij, zoals te lezen is in de brief d.d. 3-3-1934 op briefpapier van de firma en geschreven door vader Jan: 'met het varen gaat het op het ogenblik nogal wat maar dat zal gauw gedaan zijn om rede er wijnig kunstmest word gebruikt'.
Opvolging
Schipper Jan Wester Dirkszoon overlijdt in december 1934 op 57-jarige leeftijd aan maagkanker. Hij sterft bewust en op een rustige manier, omringd door zijn hele gezin en na een laatste trekje aan zijn sigaar. Een jaar daarvoor is zoon Jaap aan tbc overleden.
Twee zoons, Dirk en Arie, blijven nog een paar jaar varen, waarschijnlijk tot omstreeks 1940. Het bevrachtingsboekje van de 'Admiraal I' wordt in 1939 nog gebruikt.
Piet is als eerste getrouwd en naar Alkmaar verhuisd. Hij werkt als vrachtwagenchauffeur voor de LTB. Oudste zoon Dirk werkt onder meer een tijdje als portier/uitsmijter in een café in Obdam. Hij trouwt met de dochter van een koster uit Medemblik en wordt daar zelf koster en doodgraver. Arie wordt onderhouds-timmerman bij melkfabriek Aurora in Opmeer.
In 1943 worden door Marijtje van Schagen en haar zoons Jan, Cor, Niek en Joop (de jongste is dan nog minderjarig) een vennootschap onder firma opgericht: 'Fa. Wed. J. Wester Dz. en Zonen Obdam', voor de voortzetting van het boerenbedrijf. De vennootschap wordt in 1947 weer ontbonden. Zoon Cor neemt in 1949 het huis en het boerenbedrijf over. Als gevolg van de ruilverkaveling beëindigt hij in 1971 zijn bedrijf.
Zeker twee van de vier metalen vrachtscheepjes van schipper Wester varen nog steeds, nu als pleziervaartuig. De 'Admiraal I' is omgedoopt in 'Willy' en wordt gebruikt voor de sportvisserij op de Waddenzee. Den Oever is de thuishaven van de 'Willy'. De 'Admiraal III' is door de ouders van de huidige eigenaar omgedoopt in 'Het Uiltje', onder meer vanwege de platte neus. 'Het Uiltje' heeft een ligplaats in Zuid-Holland .
Nawoord
Het levensverhaal van mijn grootouders ken ik alleen uit overlevering. Uit de verhalen van mijn vader (Wim Wester) sprak bewondering voor zijn ouders. Zijn vader was vindingrijk en doenig. Zijn moeder, moet een intelligente vrouw met een sterk karakter zijn geweest en met gevoel voor humor. Ze nam de tijd voor het lezen van boeken, ook al vond haar man dat maar niks. Als ze met haar zoons voetbalde ging ze in het doel staan om met haar lange rokken de bal tegen te houden. Tijdens de oorlog bewees ze haar moed door onderduikers te verbergen. Daarvoor heeft ze na de oorlog een dankbetuiging ontvangen, ondertekend door de Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower. De laatste jaren van haar leven heeft opoe Wester doorgebracht in het huis van haar middelste dochter Riet. Riet Wester was getrouwd met Vok Commandeur en samen hadden ze een kruidenierswinkel aan de Dorpsstraat van Obdam. Opoe leed aan een ernstige vorm van reuma. Ze lag in bed in een kamertje achter de winkel. Jammer genoeg heb ik haar alleen maar zo gekend. Ze overleed in december 1957 op 76-jarige leeftijd. Ik was toen vijf jaar oud. Niet alleen met betrekking tot de schipperij leefden Jan en Marijtje op de grens van twee tijdperken. Marijtje had een broer in het buitenland, Jan van Schagen. Hij was getrouwd met een Engelse vrouw en werkte een tijd als scheepsbevrachter in Londen. Daar hebben mijn grootouders hem zeker één keer opgezocht. Daarvoor had mijn grootmoeder zich op haar mooist gekleed met op haar hoofd de Westfriese kanten kap met het bijbehorende oorijzer en de bijbehorende sieraden. In Amsterdam viel ze daarmee niet op maar in Londen werd ze uitgelachen en nagewezen om haar kleding en hoofdtooi. Hierna heeft ze 'kap en dek' nooit meer gedragen en alles verkocht aan een opkoper. In West-Friesland werd in de rooms-katholieke dorpen nog het langst vastgehouden aan de traditionele Westfriese kleding, nog tot na de Eerste Wereldoorlog. Al veel eerder gingen veel protestantse vrouwen over op de gewone burgerdracht. In 1925 werden de sieraden van Marijtje van Schagen nog meeverzekerd in een brandverzekering.
Stamboom van de schippers Wester te Obdam
Bewoningsgeschiedenis van Obdammerdijk 1
Met dank aan:
Will Dekker (achterkleinzoon van schipper Dirk Wester)
Piet Koenis
Peter Molenaar
Joop Wester (jongste en enige nog levende zoon van schipper Jan Wester)
Tom Wester (huidige bewoner van Obdammerdijk 1)
Geraadpleegde bronnen en literatuur:
Stichting Oud Obdam-Hensbroek, Magazine nr. 11, najaar 2007. Over damschuiten, schippers en trekschuiten.
Id. Magazine nr. 9, Najaar 2006. Coöperatieve Tuinbouw- en Handelsvereniging 'De Tuinbouw'.
Archieven van het Kadaster, de Openbare Registers en de Scheepsbewijzen.
Jan IJff, Piet Droog, Jan Otto, Klaas Oud en Cor van Schoorl, Adieu schipper. Langedijk 1982.
Tenzij anders aangegeven zijn de afgedrukte foto's in het bezit van de familie Wester.
Karin Wester
Hoorn, augustus 2009