Eerder gepubliceerd in Magazine "Oud Obdam-Hensbroek" nr 31, najaar 2017.
In aktes wordt Dirk Wester vermeld als beurtschipper te Obdam.
Mede op Dirk Wester's verzoek, wordt in 1878 een houten brug over de ringvaart aangelegd,
door de brug wordt polder de Berkmeer verbonden met Obdam. De oprit van deze brug komt vlak
voor het huis van schipper Wester. De brug wordt daarom wel de Schipper Westerbrug genoemd.
En toen was de Schipper Westerbrug er niet meer. In de herfst van 1944 is de Schipper Westerbrug door de Duitsers opgeblazen. Niek Mulder en Dirk Wijnker doen een ooggetuigenverslag en Tom Wester vertelt wat hij van zijn vader heeft gehoord.
Niek Mulder (toen 11 jaar oud)
Op die dag waren mijn broer Gert, die nu in Nieuw-Zeeland woont, en ik bij Wester aan de Obdammerdijk aan het werk. Het was 's middags een uur of drie en het was mooi weer. Er was een binnenvaartschuit vol met draineerbuizen aangekomen. Dat gebeurde vaker. Wij moesten de buizen ophalen. Dat ging kloetend met een schuit door de polder. Die was toen nog niet verkaveld. De buizen waren door ons bedrijf besteld voor een tuinder die zijn land ging draineren. Het waren van die stenen potjes, met of zonder kraag. Eerst werden alle buizen vanuit de vrachtschuit op de kant gelost, want dan kon de man van de vrachtschuit meteen weer weg. Met een greep pikten we er een paar tegelijk op, dat ging sneller dan één voor één met de hand. We reden de buisjes met de kruiwagen naar beneden, de polderschuit in. Alles ging toen nog met de kruiwagen. Dan naar de tuinder varen om te lossen en gauw weer terug om een tweede of derde vracht op te halen.
Toen wij daar mee bezig waren kwam er een vrachtwagen van het Duitse leger aan. De binnenvaartschuit, die de drainagepotjes had aangevoerd, was al weg. Er stapten drie soldaten uit de wagen en ze begonnen aan de brug te werken. Op een gegeven ogenblik moesten we weg. 'Weg, weg allemaal,' riepen ze. We dachten: wat gaat er gebeuren? Wij liepen naar het huis van Gert Hollenberg. Die woonde in de boerderij ernaast. Van daaruit keken we wat er zou gaan gebeuren. En opeens 'woeps' was het. Maar de halve brug bleef staan. Je kon er nog gemakkelijk overheen. Wij weer terug naar Wester, om te kijken natuurlijk. En toen begonnen ze opnieuw aan de brug te werken. Ik zie het zo nog voor me. Van die gele stukjes dynamiet, zo groot als pakjes boter, bonden ze aan de middelste vier palen vast. Ze moesten het wel een beetje precies doen, want als ze teveel dynamiet gebruikten kon de hele dijk nog doorbreken. Weer werden we weggestuurd. We dachten: we gaan natuurlijk niet weer naar Hollenberg, we blijven mooi dichtbij dan kunnen we het goed zien. Toen gingen we bij Wester achter de schuur zitten. Bij de tweede klap vloog de hele brug de lucht in. We hebben niet precies gezien hoe ze het deden; aansteken of ergens opdrukken, maar het was een enorme dreun.
De Duitsers gingen weer weg. Wij hebben ze niet gesproken, want ik was een jochie van een jaar of elf. Ik ben van 1933 en het was in 1944, dus je kunt wel nagaan. Vroeger moest je al snel aan het werk. Al gauw kwam er een hele hoop volk op af. Ze kwamen met kruiwagens en karren om het brandhout weg te halen. Mijn broer en ik hebben toen meteen heel wat hout van de brug, dat allemaal in sloot en op de kant lag, bij elkaar gezocht en zoveel als kon in de schuit gestopt. Het hout bleef mooi drijven, dus bonden we het ook nog vast achter de schuit. Zo namen we nog meer mee naar huis. Het was best brandhout; eiken of hardhout of zoiets. Dus dat was eigenlijk weer een meevallertje. Ze bliezen de brug op, omdat ze alle toegangswegen voor de geallieerden wilden blokkeren. Het was een verdedigingsactie. Ze waren al wat aan de verliezende hand en waren daarom zo bezig. Voor mij was het natuurlijk een spectaculaire actie. Als jong jochie vergeet je zoiets nooit meer.
Dirk Wijnker (toen 13 jaar oud):
Onze knecht, Jaap Jonker, woonde in het huis dat wat achteraf in de Berkmeer staat. Daar gingen we met z'n tweeën naartoe. We kwamen er als kinderen vaak. Je moest over een pad langs de boerderij van Huiberts. Arie Huiberts was daar alle maandagen bezig met een wasmachine, die je met een hendel zelf moest aandrijven. Hij maakte altijd een praatje met ons. Hij had een flink stemgeluid, weet ik nog. Toen we weer naar huis liepen, stonden er Duitse soldaten bij de brug. Naast de Lutkedijk, bij de bocht waar de Obdammerdijk begint, zat een groot gat (tankval) in de grond. Daar gingen we in zitten en wachtten af wat er ging gebeuren. Er zaten langs de Lutkedijk veel gaten in de grond. Er was om de vijfde boom een mangat voor een soldaat gegraven.
Vanuit onze schuilplaats zagen we de brug eerst aan de kant van Huiberts de lucht in vliegen en daarna aan de kant van Wester. We waren dus net op tijd aan de goede kant van de Ringsloot beland om thuis te kunnen komen. De huidige betonnen brug (de Witte Brug) was al in 1941 in aanbouw, maar daar kon je toen nog niet overheen. Aan de kant van de Berkmeer liep de weg er zelfs onderdoor. Later hebben ze de Ringsloot aan de kant van de Berkmeer rechtgetrokken, zodat hij onder de brug doorging. Dat de Ringsloot daar een flinke slinger maakte is ter plekke nog goed te zien.
Tom Wester
Mijn vader, Cor Wester vertelde af en toe eens over de oorlog. Ook ontleen ik gegevens uit schriftelijk materiaal dat door mijn oom Wim is nagelaten en door zijn dochter Karin Wester ter beschikking is gesteld. Hieronder staat een samenvatting. Het huis aan de Obdammerdijk 1 van de familie Wester had door de enorme klap ook schade opgelopen. Het dak was een stukje omhoog gekomen en teruggezakt maar niet helemaal op dezelfde plek. Gelukkig kon dit weer goed hersteld worden. Er waren heel veel dakpannen van het dak af die gebroken op de grond lagen. De voordeur was vernield en moest worden vervangen. Ook het dak van de schuur was beschadigd. Daar zag je later, als je op de schuurzolder stond, een stuk of tien open vierkantjes in het asbest zitten waar het licht doorheen scheen. De brokstukken moeten er keihard tegenaan gevlogen zijn. Gelukkig maar dat die jongens van Mulder goed schuil zaten achter de schuur. Zelfs helemaal in de Wieringermeer, waar de mannen van Wester op het land aan het werk waren, was de knal te horen geweest. Het opblazen kwam overigens niet geheel onverwachts. Vóór die tijd was al door de Duitsers verorderd dat de brug afgebroken moest worden. Dat werd echter niet gedaan. Ja, er werden overdag een keer een paar planken afgesloopt, maar die werden er 's nachts weer aangetimmerd.
Toen er geen brug meer was zette Jan Veereschild met een pondje mensen over. Veereschild was een evacue uit Den Helder, die in het huisje woonde waar later Jan Huiberts woonde.
Ook vertelde mijn vader dat het in de oorlog meer dan eens gebeurde dat bommenwerpers hun last boven West-Friesland afwierpen in de hoop Engeland te kunnen bereiken. Deze bommenwerpers waren aangeschoten door Duitse jagers of Duits afweergeschut. Een motor was uitgevallen, er was een stuk van een vleugel af of van de staart enz. Soms kwam zo'n bommenwerper niet ver meer en stortte neer. De bemanning wist zich dan, als het meezat met de parachute te redden. Het verzet probeerde bij zo'n man te komen, voordat de Duitsers er waren. Ze trokken hem snel de kleren van een werkman aan en voerden hem gauw van de plek des onheil weg. Dat ging per fiets of met de schuit. Vaak ook 's nachts. Hij werd dan ergens in een huis ondergebracht, totdat ze valse papieren voor hem hadden en er een vluchtroute voor hem was gepland.
Zo zijn er bij mijn oma aan de Obdammerdijk meerdere bemanningsleden van Engelse en Amerikaanse bommenwerpers ondergebracht. Om ze in geval van nood goed te kunnen verstoppen was er in het land achter het huis een schuit ingegraven waarboven een dak was aangebracht. Boven op dit dak lag modder zodat je er niets van zag. Het was gelijk af met het land erom heen. De ingang zat in de zijkant van een greppel. Hoe vaak er iemand in verstopt heeft gezeten weet ik niet.
Als waardering voor dit werk, dat ze samen met haar volwassen kinderen deed, kreeg ze na afloop van de oorlog op het gemeentehuis in Obdam twee oorkonden. Een van generaal Eisenhouwer uit Amerika en een van air marshal Arthur William Tedder uit Groot Brittannië. Eigenlijk was het zeer gevaarlijk wat ze deden. Er was namelijk ook een opslagplaats voor wapens van het verzet. Op de hooizolder van de schuur lagen stenguns en handgranaten. Die wapens werden aangevoerd door een bakker die ze in zijn bakfiets onder de broden verstopte. Achter die schuur met wapens zaten die jongens van Mulder dus, toen de brug werd opgeblazen. Als de Duitsers er ooit achter waren gekomen dat er zowel bemanningsleden van neergestorte vliegtuigen als wapens van het verzet verborgen werden gehouden, dan had het er wel heel slecht uitgezien voor mijn oma, mijn vader, zijn broers en zijn zus. Na de oorlog heeft mijn oom Jan nog rare grappen uitgehaald met de granaten. Hij lag in de onderdijk en gooide ze over de dijk in de Ringsloot waar ze ontploften. Er kwamen daardoor veel vissen boven drijven die hij zo gemakkelijk kon binnenhalen.
Hoe de Berkmeer bijna onder water liep, maar door snel ingrijpen van de boeren droog bleef. Herman Huiberts (toen 12 jaar) doet een ooggetuigenverslag en Peter Brakenboer vult het aan met enkele wetenswaardigheden die hij van zijn ouders heeft gehoord.
Op de vraag aan Herman Huiberts of hij wat wist te vertellen over het opblazen van de
Schipper-Westerbrug vertelde hij dat hij toen op school was en er daarom niet al te veel vanaf
wist.
Wel had hij een ander verhaal over iets dat in de oorlog aan de Berkmeerdijk gebeurd was.
Ik liep met m'n broer Cor en misschien met nog een paar anderen in de buurt van het
timmerbedrijf van Jan Bakker op het Kagerweggie. De Lutkedijk werd toen meestal
Kagerweggie genoemd. Het was rond één uur. We moesten om half-twee op school zijn.
Plotseling hoorden we luide knallen. Een man schreeuwde nog: dekking zoeken. We keken
onmiddellijk in de richting waar de knallen vandaan kwamen en zagen enorme prutzuilen
boven de bomen uitkomen. Het was tussen de boerderij van Brakenboer en die van Bijman
(nu van Vliet). We zijn er uit school natuurlijk direct op af gegaan.
Er waren ook bommen in de Ringsloot terecht gekomen, want ik zie het nog zo voor me dat
die vol dreef met grote dooie vissen. Ik denk dat het karpers of brasems waren.
Door een of meer van de explosies was de dijk zwaar beschadigd geraakt. Er liep al water uit
de Ringsloot de Berkmeerpolder in.
Om erger te voorkomen hadden ze gauw een spatschut van stal gehaald en in het gat geplaatst.
Als de waterstroom goed op gang had kunnen komen was er snel een groot gat in de dijk
gespoeld. Dan was er geen redden meer aan geweest.
Tom Wester, Obdam 2017